Wij konden naar huis

De nachten waren koud, de ochtenden zonnig waarin we ons comfortabel settelden (als kende geluk geen einde) met een boek of domweg voor ons uitkeken naar de koeien aan de overkant van het meer of luisterden naar het loeien in de wei achter ons. Waarna hij koffie zette en ik een appel at.

Om een uur of een/twee in de middag begon het stipt te regenen. Hevige regenval op tent tafel stoelen die we daarna droogden met doeken waarvoor er net te weinig zon scheen om die weer droog te krijgen. De dagen kregen hun eigen ritme: kou, zon, regen en het ordenen der dingen en dan kwam de nacht weer waarin we met koude neus en oren in onze slaapzak staken. Elke avond zeiden we tegen elkaar dat we de volgende keer een wollen muts mee zouden nemen. We hadden aan alles gedacht, wollen sokken, truien, dekens - 'extra blankets for the cold' klonk Janis Ian in mijn hoofd - een goed boek en zelfs een kruik hadden we mee, maar die muts, die waren we vergeten. In Frankrijk was het 40 °C wist een van de overgebleven campinggasten te vertellen, in de nachten 27 °C. We wisten niet wat erger was.

Toen na vier dagen de zon in de ochtend zich niet meer liet zien, dachten we aan naar huis gaan. Wij hadden een huis waar een bed nog maar een paar weken geleden bij ons bezorgd op ons wachtte. Dat bed, dat mooie bed van kersenhout, wat een fijne matras het had, dat zeiden we tegen elkaar als we op ons veldbedje de kou probeerden te weren door nog eens op onze andere zij te gaan liggen en zochten naar hoe we ook alweer de slaap moesten vatten.

Ook tijdens die zonloze ochtenden keken we voor ons uit naar de koeien die aan de overkant van het meer, waarvan we het waterpeil zagen stijgen, al grazend onder de bomen doorliepen. Zo nu en dan loeiden ze klaaglijk als misten zij iets. En zette hij koffie, at ik een appel, las in Malacqua (slecht/kwaad water) van de Italiaanse schrijver Nicola Pugliese. Een boek waar je, ondanks de dikte van 155 bladzijden, een rijkdom aan van alles in vond.

Pugliese schreef maar één boek, daarna vertikte hij het om er nog een te schrijven. Hij gaf zelfs geen toestemming voor een herdruk toen het boek een succes bleek. Pas na mijn dood, gaf hij te kennen, mag het herdrukt worden. Ik had zo'n  man die zo'n geweldig goed boek schrijft en en er dan niets meer van wil weten, wel eens willen ontmoeten.

In Malacqua was alles veel erger, vier dagen onophoudelijke regenval in het Napels van de jaren zeventig. Het is een stuwende roman met prachtige inzichten in hoe de mens zich verhoudt tot een natuurramp. Er was wat te leren, hoe we met de dingen omgaan, en dat het antwoord van de natuur op onze ondoordachte gedragingen gewoonlijk een ramp is. Het regenwater sijpelde onvertraagd door alles heen, straten spoelden weg, mensen verdwenen, huizen storten in. Er is geen oplossing dan enkel het ondergaan van alles.

Zo erg was het met ons nog niet gesteld dus bleven we nog een nacht en vertrokken pas toen we geen droge onderbroek meer in onze bagage vonden. Op de derde zonloze ochtend stouwden we het lelijk eendje vol met onze spullen en vingen met vele gedachten in het hoofd de terugtocht aan. We gingen naar huis om de kou en de regen en het ontbreken van die wollen muts. Want echt, zeiden we tegen elkaar, als we ons hoofd warm hadden kunnen houden gedurende de koude nachten dan waren we gebleven.

 

 

Malacqua werd vertaald door Annemart Pilon / uitgegeven door Van Oorschot.